Opdracht

Titel 7 Opdracht

Afdeling 1 Opdracht in het algemeen

Artikel 400
  1. De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt buiten dienstbetrekking werkzaamheden te verrichten, die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.
  2. De artikelen 401 tot en met 412 zijn, onverminderd artikel 413, van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.
Artikel 401

De opdrachtnemer neemt bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht.

Artikel 402
  1. De opdrachtnemer geeft gevolg aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht.
  2. De opdrachtnemer die op redelijke grond niet bereid is de opdracht volgens de hem gegeven aanwijzingen uit te voeren, kan, zo de opdrachtgever hem niettemin aan die aanwijzingen houdt, de overeenkomst opzeggen wegens gewichtige redenen.
Artikel 403
  1. De opdrachtnemer houdt de opdrachtgever op de hoogte van zijn werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht en stelt hem onverwijld in kennis van de voltooiing van de opdracht, indien de opdrachtgever daarvan onkundig is.
  2. De opdrachtnemer doet aan de opdrachtgever verantwoording van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten. Heeft hij bij de uitvoering van de opdracht ten laste van de opdrachtgever gelden uitgegeven of te diens behoeve gelden ontvangen, dan doet hij daarvan rekening.
Artikel 404

Indien de opdracht is verleend met het oog op een persoon die met de opdrachtnemer of in zijn dienst een beroep of een bedrijf uitoefent, verricht die persoon onverminderd de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer de werkzaamheden, nodig voor de uitvoering van de opdracht, zelf te verrichten, behoudens voor zover uit de opdracht voortvloeit dat hij deze onder zijn verantwoordelijkheid door anderen mag laten uitvoeren.

Artikel 405
  1. Indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de opdrachtgever hem loon verschuldigd.
  2. Indien loon is verschuldigd, doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze voor vergelijkbare overeenkomsten berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
Artikel 406
  1. De opdrachtgever vergoedt aan de opdrachtnemer de onkosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen.
  2. De opdrachtgever vergoedt de opdrachtnemer de schade die deze lijdt ten gevolge van de hem niet toe te rekenen verwezenlijking van een aan de opdracht verbonden bijzonder gevaar. Heeft de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf gehandeld, dan is de eerste volzin slechts van toepassing, indien dat gevaar de risico’s die de uitoefening van dat beroep of bedrijf naar zijn aard meebrengt, te buiten gaat. Geschiedt de uitvoering van de opdracht anderszins tegen loon, dan is de eerste volzin slechts van toepassing, indien bij de vaststelling van het loon met het gevaar geen rekening is gehouden.
Artikel 407
  1. Indien twee of meer personen te zamen een opdracht hebben gegeven, zijn zij hoofdelijk tegenover de opdrachtnemer verbonden.
  2. Indien twee of meer personen te zamen een opdracht hebben ontvangen, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk ter zake van een tekortkoming in de nakoming, tenzij de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend.
Artikel 408
  1. De opdrachtgever kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen.
  2. De opdrachtnemer die de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan, behoudens gewichtige redenen, de overeenkomst slechts opzeggen, indien zij voor onbepaalde duur geldt en niet door volbrenging eindigt.
  3. Een natuurlijk persoon die een opdracht heeft verstrekt, anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf, is, onverminderd artikel 406, ter zake van een opzegging geen schadevergoeding verschuldigd.
Artikel 409
  1. Indien de opdracht met het oog op een bepaalde persoon is verleend, eindigt zij door zijn dood.
  2. Alsdan doen diens erfgenamen, indien zij kennis dragen van de erfopvolging en van de opdracht, al datgene, wat de omstandigheden in het belang van de wederpartij eisen. Een overeenkomstige verplichting rust op degenen in wier dienst, of met wie de opdrachtnemer een beroep of bedrijf uitoefende.
Artikel 410
  1. De dood van de opdrachtgever doet de opdracht slechts eindigen, indien dit uit de overeenkomst voortvloeit, en dan eerst vanaf het tijdstip waarop de opdrachtnemer van de dood kennis heeft gekregen.
  2. Eindigt de opdracht door de dood van de opdrachtgever, dan doet de opdrachtnemer niettemin al datgene, wat de omstandigheden in het belang van de wederpartij eisen.
Artikel 411
  1. Indien de overeenkomst eindigt, voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.
  2. In een geval als in het eerste lid bedoeld, heeft de opdrachtnemer slechts recht op het volle loon, indien het einde van de overeenkomst aan de opdrachtgever is toe te rekenen en de betaling van het volle loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. Op het bedrag van het loon worden de besparingen die voor de opdrachtnemer uit de voortijdige beëindiging voortvloeien, in mindering gebracht.
Artikel 412

Een rechtsvordering tegen de opdrachtnemer tot afgifte van de stukken die hij ter zake van de opdracht onder
zich heeft gekregen, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop zijn bemoeiingen zijn geëindigd.

Artikel 413
  1. Van artikel 408, derde lid, kan niet worden afgeweken.
  2. Van de artikelen 408, eerste lid, en 411 kan niet worden afgeweken ten nadele van een opdrachtgever als bedoeld in artikel 408, derde lid.
  3. Van artikel 412 kan slechts op dezelfde voet worden afgeweken als van de regels inzake de verjaring van rechtsvorderingen, die in titel 11 van Boek 3 zijn opgenomen.

Afdeling 2 Lastgeving

Artikel 414
  1. Lastgeving is de overeenkomst van opdracht, waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten.
  2. De overeenkomst kan de lasthebber verplichten te handelen in eigen naam; zij kan ook verplichten te handelen in naam van de lastgever.
Artikel 415

Indien een lastgeving met twee of meer lasthebbers is aangegaan, is ieder van hen bevoegd zelfstandig te handelen.

Artikel 416
  1. Een lasthebber kan slechts als wederpartij van de lastgever optreden, indien de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten.
  2. Een lasthebber die slechts in eigen naam mag handelen, kan niettemin als wederpartij van de lastgever optreden, indien de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten.
  3. Indien de lastgever een persoon is als bedoeld in artikel 408, derde lid, is voor een rechtshandeling waarbij de lasthebber als zijn wederpartij optreedt, op straffe van vernietigbaarheid zijn schriftelijke toestemming vereist.
  4. De lasthebber die in overeenstemming met het eerste tot en met derde lid als wederpartij van de lastgever optreedt, behoudt zijn recht op loon.
Artikel 417
  1. Een lasthebber mag slechts tevens als lasthebber van de wederpartij optreden, indien de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen de belangen van beide lastgevers is uitgesloten.
  2. Indien de lastgever een persoon is als bedoeld in artikel 408, derde lid, is voor de geoorloofdheid van een rechtshandeling waarbij de lasthebber ook als lasthebber van de wederpartij optreedt, zijn schriftelijke toestemming vereist.
  3. Een lasthebber heeft geen recht op loon jegens een lastgever ten opzichte van wie hij in strijd met het eerste of tweede lid handelt, onverminderd zijn gehoudenheid tot vergoeding van de dientengevolge door die lastgever geleden schade. Van deze bepaling kan niet ten nadele van een lastgever worden afgeweken.
  4. Indien een der lastgevers een persoon is als bedoeld in artikel 408, derde lid, en de rechtshandeling strekt tot koop of verkoop dan wel huur of verhuur van een onroerende zaak of een gedeelte daarvan of van een recht waaraan de zaak is onderworpen, heeft de lasthebber geen recht op loon jegens de koper of huurder. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de koper of huurder worden afgeweken, tenzij de rechtshandeling strekt tot huur of verhuur van een tot woonruimte bestemd gedeelte van een zelfstandige woning.
Artikel 418
  1. Heeft, buiten de gevallen, bedoeld in de artikelen 416 en 417, een lasthebber direct of indirect belang bij de totstandkoming van de rechtshandeling, dan is hij verplicht de lastgever daarvan in kennis te stellen, tenzij de inhoud van de rechtshandeling zo nauwkeurig vaststaat, dat strijd tussen beider belangen is uitgesloten.
  2. Een lasthebber heeft geen recht op loon jegens een lastgever ten opzichte van wie hij in strijd met het eerste lid handelt, onverminderd zijn gehoudenheid tot vergoeding van de dientengevolge door de lastgever geleden schade. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de lastgever worden afgeweken.
Artikel 419

Indien een lasthebber in eigen naam een overeenkomst heeft gesloten met een derde die in de nakoming van zijn verplichtingen tekortschiet, is de derde, binnen de grenzen van hetgeen omtrent zijn verplichting tot schadevergoeding overigens uit de wet voortvloeit, jegens de lasthebber mede gehouden tot vergoeding van de schade die de lastgever door de tekortkoming heeft geleden.

Artikel 420
  1. Indien een lasthebber die in eigen naam een overeenkomst heeft gesloten met een derde, zijn verplichtingen jegens de lastgever niet nakomt of in staat van faillissement geraakt, kan de lastgever de voor overgang vatbare rechten van de lasthebber jegens de derde door een schriftelijke verklaring aan hen beiden op zich doen overgaan, behoudens voor zover zij in de onderlinge verhouding tussen lastgever en lasthebber aan deze laatste toekomen.
  2. Dezelfde bevoegdheid heeft de lastgever, indien de derde zijn verplichtingen tegenover de lasthebber niet nakomt, tenzij deze de lastgever voldoet, alsof de derde zijn verplichtingen was nagekomen.
  3. De lasthebber is in de in het eerste en het tweede lid bedoelde gevallen gehouden de naam van de derde aan de lastgever op diens verzoek mee te delen.
Artikel 421
  1. Indien een lasthebber die in eigen naam een overeenkomst heeft gesloten met een derde, zijn verplichtingen jegens de derde niet nakomt of in staat van faillissement geraakt, kan de derde na schriftelijke mededeling aan de lasthebber en de lastgever zijn rechten uit de overeenkomst tegen de lastgever uitoefenen, voor zover deze op het tijdstip van de mededeling op overeenkomstige wijze jegens de lasthebber gehouden is.
  2. De lasthebber is in dat geval gehouden de naam van de lastgever aan de derde op diens verzoek mee te delen.
Artikel 422
  1. Lastgeving eindigt, behalve door opzegging overeenkomstig artikel 408, door:
    • de dood, de ondercuratelestelling of het faillissement van de lastgever, met dien verstande dat de dood of de ondercuratelestelling de overeenkomst doet eindigen op het tijdstip waarop de lasthebber daarvan kennis krijgt;
    • de dood, de ondercuratelestelling of het faillissement van de lasthebber.
  2. Van artikel 408, eerste lid, voor zover van toepassing op lastgeving, en van het eerste lid, onderdeel a, kan niet worden afgeweken. Voor zover de overeenkomst strekt tot het verrichten van een rechtshandeling in het belang van de lasthebber of van een derde, kan echter worden bepaald dat zij niet door de lastgever kan worden opgezegd, of dat zij niet eindigt door de dood of de ondercuratelestelling van de lastgever. Artikel 74, eerste lid, tweede zin, tweede en vierde lid, van Boek 3 is van overeenkomstige toepassing.
  3. Eindigt de lastgeving door de dood of de ondercuratelestelling van de lastgever, dan is de lasthebber niettemin verplicht al datgene te doen, wat de omstandigheden in het belang van de wederpartij eisen.
  4. Eindigt de lastgeving door de dood van de lasthebber, dan zijn diens erfgenamen, indien zij kennis dragen van de erfopvolging en van de lastgeving, verplicht al datgene te doen, wat de omstandigheden in het belang van de wederpartij eisen. Een overeenkomstige verplichting rust op degenen in wier dienst, of met wie de lasthebber een beroep of bedrijf uitoefende.
Artikel 423
  1. Indien is bedongen dat de lasthebber een aan de lastgever toekomend recht in eigen naam en met uitsluiting van de lastgever zal uitoefenen, mist deze de bevoegdheid tot deze uitoefening voor de duur van de overeenkomst ook jegens derden. De uitsluiting kan niet worden tegengeworpen aan derden die haar kenden noch behoorden te kennen.
  2. Indien de lasthebber die de uitsluiting bedong, een rechtspersoon is die zich ingevolge zijn statuten ten doel stelt de gezamenlijke belangen van meer lastgevers door de uitoefening van de aan hen toekomende rechten te behartigen, kan, in afwijking van artikel 422, tweede lid, worden overeengekomen dat de lastgeving niet zal eindigen door opzegging door de lastgever op een termijn die minder dan een jaar bedraagt, noch door diens dood, ondercuratelestelling of faillissement. Dit beding sluit niet uit dat de overeenkomst op een termijn van ten minste één maand kan worden opgezegd door de erfgenamen van de lastgever of, in geval van diens faillissement of ondercuratelestelling, door de curator.
Artikel 424
  1. De artikelen 415 tot en met 423 zijn van overeenkomstige toepassing op andere overeenkomsten dan lastgeving, krachtens welke de ene partij verplicht of bevoegd is voor rekening van de andere partij rechtshandelingen te verrichten, voor zover de strekking van de betrokken bepalingen in verband met de aard van de overeenkomst zich daartegen niet verzet.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing op overeenkomsten tot het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

Afdeling 3 Bemiddelingsovereenkomst

Artikel 425

De bemiddelingsovereenkomst is de overeenkomst van opdracht, waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever, verbindt tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden.

Artikel 426

  1. De tussenpersoon heeft recht op loon, zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde is tot stand gekomen.
  2. Indien het recht op loon afhankelijk is gesteld van de uitvoering van de bemiddelde overeenkomst en deze overeenkomst niet wordt uitgevoerd, is de opdrachtgever het loon ook verschuldigd, tenzij de niet-uitvoering niet aan hem kan worden toegerekend.
Artikel 427

De artikelen 417 en 418 zijn van overeenkomstige toepassing op overeenkomsten waarbij de ene partij jegens de andere partij verplicht of bevoegd is als tussenpersoon werkzaam te zijn op een wijze als bedoeld in artikel 425, met dien verstande dat met een tussenpersoon die tevens werkzaam is voor de wederpartij, gelijkgesteld is een tussen persoon die zelf als wederpartij optreedt.

 

Afdeling 4 Agentuurovereenkomst

Artikel 428
  1. De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of een onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.
  2. Ieder der partijen is verplicht de wederpartij op haar verzoek een ondertekend geschrift te verschaffen, dat de dan geldende inhoud van de agentuurovereenkomst weergeeft.
Artikel 429
  1. De handelsagent kan zich voor verplichtingen die voor derden uit een door hem bemiddelde of afgesloten overeenkomst voortvloeien, uitsluitend schriftelijk aansprakelijk stellen.
  2. Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, is de handelsagent krachtens een beding van delcredere slechts aansprakelijk voor de gegoedheid van de derde.
  3. Hij kan zich niet aansprakelijk stellen tot een hoger bedrag dan de overeengekomen provisie, tenzij het beding betrekking heeft op een bepaalde overeenkomst of op overeenkomsten, die hij zelf in naam van de principaal sluit.
  4. Indien er een kennelijke wanverhouding is tussen het risico dat de handelsagent op zich heeft genomen, en de bedongen provisie, kan de rechter het bedrag waarvoor de handelsagent aansprakelijk is, matigen, voor zover dit bedrag de provisie te boven gaat. De rechter houdt met alle omstandigheden rekening, in het bijzonder met de wijze waarop de handelsagent de belangen van de principaal heeft behartigd.
Artikel 430
  1. De principaal moet alles doen, wat in de gegeven omstandigheden van zijn kant nodig is om de handelsagent in staat te stellen zijn werkzaamheden te verrichten.
  2. Hij moet aan de handelsagent het nodige documentatiemateriaal ter beschikking stellen over de goederen en diensten, waarvoor de handelsagent bemiddelt, en hem alle inlichtingen verschaffen, die nodig zijn voor de uitvoering van de agentuurovereenkomst.
  3. Hij is verplicht de handelsagent onverwijld te waarschuwen, indien hij voorziet dat in een uitgesproken geringere mate dan de handelsagent mocht verwachten, overeenkomsten zullen of mogen worden afgesloten.
  4. Hij moet de handelsagent binnen een redelijke termijn op de hoogte stellen van zijn aanvaarding of weigering of de niet-uitvoering van een door de handelsagent aangebrachte overeenkomst.
Artikel 431
  1. De handelsagent heeft recht op provisie voor de overeenkomsten die tijdens de duur der agentuurovereenkomst zijn tot stand gekomen, indien de overeenkomst:
    1. door zijn tussenkomst is tot stand gekomen;
    2. is tot stand gekomen met iemand die hij reeds vroeger voor een dergelijke overeenkomst had aangebracht;
    3. is afgesloten met iemand die behoort tot de klantenkring die, of gevestigd is in het gebied dat aan de handelsagent is toegewezen, tenzij uitdrukkelijk is overeengekomen dat de handelsagent ten aanzien van die klantenkring of in dat gebied niet het alleenrecht heeft.
  1. De handelsagent heeft recht op provisie voor de voorbereiding van na het einde van de agentuurovereenkomst tot stand gekomen overeenkomsten, indien:
    1. deze hoofdzakelijk aan de tijdens de duur van de agentuurovereenkomst door hem verrichte werkzaamheden zijn te danken en binnen een redelijke termijn na de beëindiging van die overeenkomst zijn afgesloten, of
    2. hij of de principaal, overeenkomstig de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, de bestelling van de derde heeft ontvangen voor de beëindiging van de agentuurovereenkomst.
  2. De handelsagent heeft geen recht op provisie, indien deze krachtens het tweede lid is verschuldigd aan zijn voorganger, tenzij uit de omstandigheden voortvloeit dat het billijk is de provisie tussen hen beiden te verdelen.
Artikel 432
  1. Indien de rol van de handelsagent zich heeft beperkt tot het verlenen van bemiddeling bij de totstandkoming van de overeenkomst, wordt de order die hij aan zijn principaal heeft doen toekomen, wat betreft het recht op provisie krachtens artikel 426, geacht te zijn aanvaard, tenzij de principaal de handelsagent binnen de redelijke termijn, bedoeld in artikel 430, vierde lid, meedeelt dat hij de order weigert of een voorbehoud maakt. Bij gebreke van een in de agentuurovereenkomst bepaalde termijn bedraagt de termijn een maand vanaf het tijdstip waarop hem de order is meegedeeld.
  2. Het beding dat het recht op provisie doet afhangen van de uitvoering van de overeenkomst, dient uitdrukkelijk te worden gemaakt.
  3. Indien het beding is gemaakt, ontstaat het recht op provisie uiterlijk, wanneer de derde zijn deel van de overeenkomst heeft uitgevoerd of dit had moeten doen, indien de principaal zijn deel van de transactie had uitgevoerd.
Artikel 433
  1. De principaal is verplicht na afloop van iedere maand aan de handelsagent een schriftelijke opgave te verstrekken van de over die maand verschuldigde provisie, onder vermelding van de gegevens waarop de berekening berust; deze opgave moet worden verstrekt vóór het einde van de volgende maand. Partijen kunnen schriftelijk overeenkomen dat de opgave twee- of driemaandelijks wordt verstrekt.
  2. De handelsagent is bevoegd van de principaal inzage te verlangen van de nodige bewijsstukken, echter zonder afgifte te kunnen verlangen. Hij kan zich op zijn kosten doen bijstaan door een deskundige, aanvaard door de principaal, of, bij afwijzing, benoemd door de rechter in eerste aanleg op verzoek van de handelsagent.
  3. Partijen kunnen echter schriftelijk overeenkomen dat de inzage van de bewijsstukken zal geschieden aan een derde; indien deze zijn taak niet vervult, zal de rechter in eerste aanleg een plaatsvervanger aanwijzen.
  4. De overlegging van de bewijsstukken door de principaal geschiedt onder verplichting tot geheimhouding door de handelsagent en de in het tweede en het derde lid bedoelde personen. Deze laatsten zijn echter niet verplicht tot geheimhouding tegenover de handelsagent, voor zover het betreft een gegeven als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 434

De provisie wordt uiterlijk opeisbaar op het tijdstip waarop de schriftelijke opgave, bedoeld in artikel 433, moet worden verstrekt.

Artikel 435
  1. De handelsagent heeft recht op een beloning, indien hij bereid is zijn verplichtingen uit de agentuurovereenkomst na te komen of deze reeds heeft nagekomen, doch de principaal van de diensten van de handelsagent geen gebruik heeft gemaakt of in aanzienlijk geringere mate gebruik heeft gemaakt, dan deze als normaal mocht verwachten, tenzij de gedraging van de principaal voortvloeit uit omstandigheden die redelijkerwijs niet voor zijn rekening komen.
  2. Bij de bepaling van deze beloning wordt rekening gehouden met het bedrag van de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere terzake in acht te nemen factoren, zoals de onkosten die de handelsagent zich door het niet verrichten van werkzaamheden bespaart.
Artikel 436

Een agentuurovereenkomst die na het verstrijken van de termijn waarvoor zij is aangegaan, door beide partijen wordt voortgezet, bindt partijen voor onbepaalde tijd op dezelfde voorwaarden.

Artikel 437
  1. Indien de agentuurovereenkomst is aangegaan voor een onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd met recht van tussentijdse opzegging, is ieder der partijen bevoegd haar te doen eindigen met inachtneming van de overeengekomen opzeggingstermijn. Bij gebreke van een overeenkomst dienaangaande zal de opzeggingstermijn vier maanden bedragen, vermeerderd met een maand na drie jaren looptijd van de overeenkomst en met twee maanden na zes jaren.
  2. De termijn van opzegging kan niet korter zijn dan een maand in het eerste jaar van de overeenkomst, twee maanden in het tweede jaar en drie maanden in de volgende jaren. Indien partijen langere termijnen overeenkomen, mogen deze voor de principaal niet korter zijn dan voor de handelsagent.
  3. Opzegging behoort plaats te vinden tegen het einde van een kalendermaand.
Artikel 438

1. De agentuurovereenkomst eindigt door het overlijden van de handelsagent.

2. In geval van overlijden van de principaal zijn zowel zijn erfgenamen als de handelsagent bevoegd, mits binnen negen maanden na het overlijden, de overeenkomst te doen eindigen met een opzeggingstermijn van vier maanden.

Artikel 439
  1. De partij die de overeenkomst beëindigt zonder eerbiediging van haar duur of zonder inachtneming van de wettelijke of overeengekomen opzeggingstermijn, en zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de overeenkomst doen eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld meegedeelde reden.
  2. Dringende redenen zijn omstandigheden van zodanige aard, dat van de partij die de overeenkomst doet eindigen, redelijkerwijs niet gevergd kan worden de overeenkomst, zelfs tijdelijk, in stand te laten.
  3. Indien de beëindiging van de overeenkomst wegens een dringende reden gegrond is op omstandigheden waarvoor de wederpartij een verwijt treft, is laatstgenoemde schadeplichtig.
  4. Een beding waardoor aan een der partijen de beslissing wordt overgelaten, of er een dringende reden aanwezig is, is nietig.
Artikel 440
  1. Ieder der beide partijen is bevoegd de rechter in eerste aanleg te verzoeken de agentuurovereenkomst te ontbinden op grond van:
    • omstandigheden die een dringende reden opleveren in de zin van artikel 439, tweede lid;
    • verandering in de omstandigheden die van dien aard is, dat de billijkheid eist dat aan de overeenkomst dadelijk of na korte tijd een einde wordt gemaakt.
  2. Spreekt de rechter de ontbinding uit op grond van een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en kan van deze omstandigheid de verweerder een verwijt worden gemaakt, dan is deze schadeplichtig.
  3. Spreekt de rechter de ontbinding uit op grond van het eerste lid, onderdeel b, dan kan hij aan een der partijen een vergoeding toekennen. Hij kan bepalen dat deze in termijnen wordt betaald.
  4. Artikel 1615w, derde, vierde, zesde, zevende en achtste lid, van Boek 7A is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 441
  1. De partij die krachtens artikel 439 of artikel 440, tweede lid, schadeplichtig is, is aan de wederpartij een som verschuldigd, gelijk aan de beloning over de tijd dat de agentuurovereenkomst bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Voor de vaststelling van deze som wordt rekening gehouden met de in de voorafgaande tijd verdiende provisie en met alle andere terzake in acht te nemen factoren.
  2. De rechter is bevoegd deze som te verminderen, indien zij hem met het oog op de omstandigheden te hoog voorkomt.
  3. De benadeelde partij kan, in plaats van de schadeloosstelling, bedoeld in het eerste en tweede lid, volledige vergoeding van haar schade vorderen, onder gehoudenheid de omvang daarvan te bewijzen.
Artikel 442
  1. Ongeacht het recht om schadevergoeding te vorderen, heeft de handelsagent bij het einde van de agentuurovereenkomst recht op een vergoeding, klantenvergoeding genaamd, voor zover:
    • hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met de bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren, en
    • de betaling van deze vergoeding billijk is, gelet op alle omstandigheden, in het bijzonder op de verloren provisie uit de overeenkomsten met deze klanten.
  2. Het bedrag van de klantenvergoeding is niet hoger dan dat van de beloning van één jaar, berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaren of, indien de overeenkomst korter heeft geduurd, naar het gemiddelde van de gehele duur daarvan.
  3. Het recht op klantenvergoeding vervalt, indien de handelsagent de principaal niet uiterlijk een jaar na het einde van de overeenkomst heeft meegedeeld dat hij die vergoeding verlangt.
  4. De klantenvergoeding is niet verschuldigd, indien de overeenkomst is beëindigd:
    • door de principaal onder omstandigheden die de handelsagent ingevolge artikel 439, derde lid, schadeplichtig maken;
    • door de handelsagent, tenzij deze beëindiging wordt gerechtvaardigd door omstandigheden die de principaal kunnen worden toegerekend, of wordt gerechtvaardigd door leeftijd, invaliditeit of ziekte van de handelsagent, op grond waarvan redelijkerwijs niet meer van hem kan worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden voortzet;
    • door de handelsagent die, overeenkomstig een afspraak met de principaal, zijn rechten en verplichtingen uit hoofde van de agentuurovereenkomst aan een derde overdraagt.
Artikel 443

1. Een beding dat de handelsagent beperkt in zijn vrijheid om na het einde van de agentuurovereenkomst werkzaam te zijn, is slechts geldig, voor zover:

  1. het op schrift is gesteld, en
  2. het betrekking heeft op het soort goederen of diensten waarvan hij de vertegenwoordiging had, en op het gebied of de klantenkring en het gebied, aan hem toevertrouwd.

2. Zodanig beding is slechts geldig gedurende ten hoogste twee jaren na het einde van de overeenkomst.

3. Aan zodanig beding kan de principaal geen rechten ontlenen, indien de overeenkomst is geëindigd:

  1. doordat hij haar zonder toestemming van de handelsagent heeft beëindigd zonder inachtneming van de wettelijke of overeengekomen termijn en zonder een dringende aan de handelsagent onverwijld meegedeelde reden;
  2. doordat de handelsagent de overeenkomst heeft beëindigd vanwege een dringende, onverwijld aan de principaal meegedeelde reden, waarvoor laatstgenoemde een verwijt treft;
  3. door een rechterlijke uitspraak, gegrond op omstandigheden ter zake waarvan de principaal een verwijt treft.

4. De rechter kan, indien de handelsagent dat vraagt, zulk een beding geheel of gedeeltelijk teniet doen op grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de principaal, de handelsagent door het beding onbillijk wordt benadeeld.

Artikel 444

Rechtsvorderingen, gegrond op de artikelen 439 en 440, verjaren door verloop van één jaar na het feit dat de vordering deed ontstaan.

Artikel 445
  1. Partijen kunnen niet afwijken van de artikelen 401, 402, 403 en 426, tweede lid, noch van de artikelen 428, derde lid, 429, 430, 431, tweede lid, 432, tweede lid, 433, 437, tweede lid, 439, 440, 441, 443 en 444.
  2. Evenmin kan ten nadele van de handelsagent worden afgeweken van de artikelen 432, derde lid, 434 en, vóór het einde van de overeenkomst, van artikel 442.

Afdeling 5 De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling

Artikel 446
  1. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling, in deze afdeling verder aangeduid als de behandelingsovereenkomst, is de overeenkomst waarbij een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Degene op wiens persoon de handelingen rechtstreeks betrekking hebben, wordt in deze afdeling verder aangeduid als de patiënt.
  2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan:
    • alle verrichtingen, het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen, die rechtstreeks betrekking hebben op een patiënt en ertoe strekken hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
    • andere dan de in onderdeel a bedoelde handelingen die rechtstreeks betrekking hebben op een patiënt en die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
  3. Tot handelingen als bedoeld in het eerste lid, worden mede gerekend het in het kader daarvan verplegen en verzorgen van de patiënt en het overigens rechtstreeks ten behoeve van de patiënt voorzien in de materiële omstandigheden waaronder die handelingen kunnen worden verricht.
  4. Onder handelingen als bedoeld in het eerste lid, zijn niet begrepen handelingen op het gebied van artsenijbereidkunst, indien deze worden verricht door een gevestigde apotheker.
  5. Geen behandelingsovereenkomst is aanwezig, indien het betreft handelingen ter beoordeling van de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een persoon, verricht in opdracht van een ander dan die persoon in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een opleiding, een arbeidsverhouding of de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.
Artikel 448
  1. Onverminderd artikel 465 licht de hulpverlener de patiënt op duidelijke wijze en, desgevraagd schriftelijk, in over het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. De hulpverlener licht een patiënt die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, op zodanige wijze in als past bij zijn bevattingsvermogen.
  2. Bij het uitvoeren van de in het eerste lid neergelegde verplichting laat de hulpverlener zich leiden door hetgeen de patiënt redelijkerwijs dient te weten ten aanzien van:
    • de aard van het doel van het onderzoek of de behandeling die hij noodzakelijk acht, en van de uit te voeren verrichtingen;
    • de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de gezondheid van de patiënt;
    • andere methoden van onderzoek of behandelingen die in aanmerking komen;
    • de staat en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling.
  3. De hulpverlener mag de patiënt bedoelde inlichtingen slechts onthouden, voor zover het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren. Indien het belang van de patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de desbetreffende inlichtingen aan een ander dan de patiënt te verstrekken. De inlichtingen worden de patiënt gegeven, zodra bedoeld nadeel niet meer te duchten is. De hulpverlener maakt geen gebruik van zijn in de eerste volzin bedoelde bevoegdheid, dan nadat hij daarover een andere hulpverlener heeft geraadpleegd.
Artikel 449

Indien de patiënt te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen ontvangen, blijft het verstrekken daarvan achterwege, behoudens voor zover het belang dat de patiënt daarbij heeft, niet opweegt tegen het nadeel dat daaruit voor hemzelf of anderen kan voortvloeien.

Artikel 450
  1. Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de patiënt vereist.
  2. Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of voogd worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is ten einde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na weigering van de toestemming, de verrichting weloverwogen blijft wensen.
  3. In het geval waarin een meerderjarige patiënt niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden door de hulpverlener en een persoon als bedoeld in artikel 465, tweede of derde lid, de kennelijke opvattingen van de patiënt, geuit in schriftelijke vorm, toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was, en inhoudende een weigering van toestemming als bedoeld in het eerste lid, opgevolgd. De hulpverlener kan hiervan afwijken, indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.
Artikel 451

Op verzoek van de patiënt legt de hulpverlener in ieder geval schriftelijk vast, voor welke verrichtingen van ingrijpende aard deze toestemming heeft gegeven.

Artikel 452

De patiënt geeft de hulpverlener naar beste weten de inlichtingen en de medewerking, die deze redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overeenkomst behoeft.

Artikel 453

De hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard.

Artikel 454
  1. De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is.
  2. De hulpverlener voegt, desgevraagd, een door de patiënt afgegeven verklaring met betrekking tot de in het dossier opgenomen stukken aan het dossier toe.
  3. Onverminderd artikel 455, bewaart de hulpverlener de bescheiden, bedoeld in het eerste en het tweede lid, gedurende tien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop zij zijn vervaardigd, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.
Artikel 455
  1. De hulpverlener vernietigt de door hem bewaarde bescheiden, bedoeld in artikel 454, binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van de patiënt.
  2. Het eerste lid geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft, waarvan redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt, alsmede voor zover het bij of krachtens de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
Artikel 456

De hulpverlener verstrekt aan de patiënt, desgevraagd, zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454. De verstrekking blijft achterwege, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. De hulpverlener mag voor de verstrekking van het afschrift een redelijke vergoeding in rekening brengen.

Artikel 457
  1. Onverminderd artikel 448, derde lid, tweede volzin, draagt de hulpverlener zorg dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts, voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.
  2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst, en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.
  3. Daaronder zijn evenmin begrepen degenen wier toestemming ter zake van de uitvoering van de behandelingsovereenkomst op grond van de artikelen 450 en 465 is vereist. Indien de hulpverlener door inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden te verstrekken niet geacht kan worden de zorg van een goed hulp verlener in acht te nemen, laat hij zulks achterwege.
Artikel 458
  1. In afwijking van artikel 457, eerste lid, kunnen zonder toestemming van de patiënt ten behoeve van statistiek of wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de volksgezondheid aan een ander desgevraagd inlichtingen over de patiënt of inzage in de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt, indien:
    • het vragen van toestemming in redelijkheid niet mogelijk is en met betrekking tot de uitvoering van het onderzoek is voorzien in zodanige waarborgen, dat de persoonlijke levenssfeer van de patiënt niet onevenredig wordt geschaad, of
    • het vragen van toestemming, gelet op de aard en het doel van het onderzoek, in redelijkheid niet kan worden verlangd en de hulpverlener zorg heeft gedragen dat de gegevens in zodanige vorm worden verstrekt, dat herleiding tot individuele natuurlijke personen redelijkerwijs wordt voorkomen.
  2. Verstrekking is slechts mogelijk, indien:
    1. het onderzoek een algemeen belang dient,
    2. het onderzoek niet zonder de desbetreffende gegevens kan worden uitgevoerd, en
    3. voor zover de betrokken patiënt tegen een verstrekking niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt.
  3. Bij een verstrekking wordt daarvan aantekening gehouden in het dossier.
Artikel 459
  1. De hulpverlener voert verrichtingen in het kader van de behandelingsovereenkomst uit buiten de waarneming van anderen dan de patiënt, tenzij de patiënt ermee heeft ingestemd dat de verrichtingen kunnen worden waargenomen door anderen.
  2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen van wie beroepshalve de medewerking bij de uitvoering van de verrichting noodzakelijk is.
  3. Daaronder zijn evenmin begrepen degenen wier toestemming ter zake van de verrichting op grond van de artikelen 450 en 465 is vereist. Indien de hulpverlener door verrichtingen te doen waarnemen niet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen, laat hij zulks niet toe.
Artikel 460

De hulpverlener kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen.

Artikel 461

De opdrachtgever is de hulpverlener loon verschuldigd, behoudens voor zover deze voor zijn werkzaamheden loon ontvangt op grond van het bij of krachtens de wet bepaalde, dan wel uit de overeenkomst anders voortvloeit.

Artikel 462

Indien ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst verrichtingen plaatsvinden in een ziekenhuis of in een bij landsverordening ingestelde instelling voor medische behandeling en zorg, die bij die overeenkomst geen partij zijn, zijn het ziekenhuis of de instelling voor medische behandeling en zorg voor een tekortkoming daarbij mede aansprakelijk, als ware zij zelf bij de overeenkomst partij.

Artikel 463

De aansprakelijkheid van een hulpverlener of, in het geval bedoeld in artikel 462, van het ziekenhuis of een bij landsverordening ingestelde instelling voor medische behandeling en zorg kan niet worden beperkt of uitgesloten.

Artikel 464
  1. Indien in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verricht, zijn deze afdeling alsmede de artikelen 404, 405, tweede lid, en 406 van afdeling 1 van overeenkomstige toepassing, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
  2. Betreft het handelingen als omschreven in artikel 446, vijfde lid, dan:
    • worden de in artikel 454 bedoelde bescheiden slechts bewaard, zolang dat noodzakelijk is in verband met het doel van het onderzoek, tenzij het bij of krachtens de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet;
    • wordt de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft, in de gelegenheid gesteld mee te delen, of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen en, zo ja, of hij daarvan als eerste wenst kennis te nemen ten einde te kunnen beslissen, of daarvan mededeling aan anderen wordt gedaan.
Artikel 465
  1. De verplichtingen die voor de hulpverlener uit deze afdeling jegens de patiënt voortvloeien, worden, indien de patiënt de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, door de hulpverlener nagekomen jegens de ouders die het gezag over de patiënt uitoefenen, dan wel jegens zijn voogd.
  2. Hetzelfde geldt, indien de patiënt de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, maar niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake, tenzij zodanige patiënt meerderjarig is en onder curatele staat of ten behoeve van hem het mentorschap is ingesteld, in welke gevallen nakoming jegens de curator of de mentor geschiedt.
    • Indien de meerderjarige patiënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet het mentorschap is ingesteld, worden de verplichtingen die voor de hulpverlener uit deze afdeling jegens de patiënt voortvloeien, door de hulpverlener nagekomen jegens de persoon die daartoe door de patiënt schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats op te treden. Ontbreekt zodanige persoon of treedt deze niet op, dan worden de verplichtingen nagekomen jegens de echtgenoot of andere levensgezel van de patiënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook zodanige persoon ontbreekt, jegens een ouder, kind, broer of zus van de patiënt, tenzij deze persoon dat niet wenst.
    • De hulpverlener komt zijn verplichtingen na jegens de in het eerste en tweede lid bedoelde wettelijke vertegenwoordigers van de patiënt en de in het derde lid bedoelde personen, tenzij die nakoming niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener.
    • De persoon jegens wie de hulpverlener krachtens het tweede of het derde lid gehouden is de uit deze afdeling jegens de patiënt voortvloeiende verplichtingen na te komen, betracht de zorg van een goed vertegenwoordiger. Deze persoon is gehouden de patiënt zoveel mogelijk bij de vervulling van zijn taak te betrekken.
    • Verzet de patiënt zich tegen een verrichting van ingrijpende aard, waarvoor een persoon als bedoeld in het tweede of derde lid, toestemming heeft gegeven, dan kan de verrichting slechts worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is ten einde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen.
Artikel 466
  1. Is op grond van artikel 465 voor het uitvoeren van een verrichting uitsluitend de toestemming van een daar bedoeld persoon in plaats van die van de patiënt vereist, dan kan tot de verrichting zonder die toestemming worden overgegaan, mits de tijd voor het vragen van die toestemming ontbreekt op grond van de geneeskundige noodzaak tot onverwijlde uitvoering van de verrichting.
  2. Een volgens de artikelen 450 en 465 vereiste toestemming mag worden verondersteld te zijn gegeven, indien de desbetreffende verrichting niet van ingrijpende aard is.
Artikel 467
  1. Van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen kunnen worden gebruikt voor medisch statistisch of ander medisch wetenschappelijk onderzoek, voor zover de patiënt van wie het lichaamsmateriaal afkomstig is, geen bezwaar heeft gemaakt tegen zodanig onderzoek en het onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid wordt verricht.
  2. Onder onderzoek met van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen wordt verstaan onderzoek waarbij is gewaarborgd dat het bij het onderzoek te gebruiken lichaamsmateriaal en de daaruit te verkrijgen gegevens niet tot de persoon herleidbaar zijn.
Artikel 468

Van deze afdeling en van de artikelen 404, 405, tweede lid, en 406 van afdeling 1 kan niet ten nadele van de patiënt worden afgeweken.